D’n Uutloat

Dé uitlaatklep voor elke hond

RI&E

Risico, Inventarisatie en Evaluatie Plan d’n Uutloat

Realiseren van veilig en gezond werk 

Dit document is bedoeld voor iedereen die in de hondendagopvang een taak heeft of een functie vervult gericht op het realiseren van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. 

Deze handreiking is een hulpmiddel voor het opstellen van arbobeleid dat voldoet aan de minimumeisen van de Arbowet. 

WERKEN MET DIEREN EN NABIJ DIERVERBLIJVEN 

Behalve dat het leuk is om met dieren te werken, brengt het altijd risico’s met zich mee. Jaarlijks gebeuren overal in de wereld ernstige en soms fatale ongevallen met dieren.
De oorzaken zijn divers. Vaak wordt er onvoldoende rekening gehouden met het onvoorspelbare gedrag van de dieren, wat kan leiden tot een ongewenste situatie. Jarenlange ervaring met dezelfde dieren of diersoorten kan een gevoel van schijnveiligheid opleveren, met mogelijk ernstige gevolgen. 

Voldoende kennis, inzicht en ervaring van de medewerkers die met dieren werken, is uiterst belangrijk. Bij sommige werkzaamheden is het raadzaam, of zelfs vereist, dat er meerdere medewerkers aanwezig zijn.
Behalve de algemene veiligheidsregels, zijn de specifieke veiligheidsinstructies voor de dieren of uit te voeren werkzaamheden van toepassing. Dit om zowel het dier als de medewerker te beschermen. 

Werkinstructies, veiligheidsregels, bezetting, werkwijze en ervaringsniveau moeten goed worden vastgelegd, besproken en nageleefd. Het niet volgen van één van deze regels kan leiden tot een ongewenste situatie of erger!
Mocht er toch een ongeval met een dier of een ontsnapping plaats vinden, dan zal het bedrijfsnoodplan in werking treden. Hierin zijn specifieke acties opgenomen om het dier weer te kunnen vangen en indien nodig, de medewerker eerste hulp te kunnen verlenen. 

Kortom, bij het werken met dieren is het goed om alert te blijven op veiligheid en juist daarom hebben we dit protocol ontwikkeld zodat de risico’s aanvaardbaar zijn en er veilig zal worden gewerkt. 

KRAB- EN BIJTINCIDENTEN 

Krab- en bijtincidenten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen omdat daardoor ziekten van dier naar mens kunnen worden overgebracht. Werknemers moeten goed op de hoogte zijn van de instructies die krabben en bijten voorkómen.
Bij krab of bijtincidenten met dieren zal, als de huid niet of oppervlakkig beschadigd is,
de aanwezige BHV-er de patiënt meestal behandelen.
Bij diepere verwondingen verwijst de hulpverlener door naar de huisarts of naar een ziekenhuis. Dit is ter beoordeling van de BHV-er. 

ZOÖNOSEN 

Mensen kunnen infectieziekten op elkaar overbrengen, dieren kunnen infectieziekten op elkaar overbrengen en een klein deel van de dierlijke infectieziekten is ook besmettelijk voor de mens. Die specifiek voor de mens besmettelijke dierlijke infectieziekten worden zoönosen genoemd. 

Zoönosen nemen de vierde plaats in op de lijst van beroepsrisico’s bij mensen die met dieren werken. Ze kunnen worden veroorzaakt door diverse, vaak onzichtbare ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen en parasieten die bij dieren voorkomen.

Contact met dieren is een voorwaarde voor het risico. Dat betekent dat medewerkers besmet kunnen raken als ze, zoals een dierverzorger, in aan- raking komen met dieren of met producten van dieren zoals ontlasting. 

Het protocol gaat ook in op de specifieke risico’s van het omgaan met zieke dieren,
de bijbehorende medicatie en eventuele quarantaine.
Belangrijkste voorzorgsmaatregel is een goede algemene hygiëne en het zoveel mogelijk vermijden van intensief contact met dieren en producten van dieren. 

1 Algemeen

1.1 Bij inkoop wordt rekening gehouden met de arbo-eisen

Het voer wordt in zakken van maximaal 12,5 kg ingekocht, overige producten/dozen zijn minder zwaar en goed te tillen/vervoeren middels de kruiwagen.

1.2 Eén van de medewerkers is aangewezen als preventiemedewerker

Isabelle Janssen is aangewezen als preventiemedewerker

1.3 Medewerkers kunnen een deskundige raadplegen

Medewerkers hebben de mogelijkheid om de preventiemedewerker te raadplegen. Dit staat ook beschreven in het huisreglement.

1.4 Er vindt regelmatig werkoverleg plaats

Eens per twee weken staat een werkoverleg ingepland. Hier nemen de vaste medewerkers aan deel. Met de vrijwilligers en stagiaires wordt iedere week doorgenomen of er nog zaken zijn die besproken dienen te worden.

Voorafgaand aan het werkoverleg is er een agenda en achteraf wordt een verslag gemaakt door de preventiemedewerker.

1.5 Er is een personeelshandboek/huisreglement opgesteld

Het huisreglement is te vinden in bijlage 1.

1.6 Er wordt aandacht besteed aan bijzondere groepen medewerkers

Met stagiaires, vakantiekrachten en vrijwilligers worden afzonderlijke afspraken gemaakt. Wel krijgen ze vooraf het huisreglement te zien, maar t.a.v. werktijden en belasting wordt gekeken naar de persoonlijke situatie.

1.7 Er zijn afspraken gemaakt met ZZP-ers en medewerkers in vaste dienst.

Met de ZZP-ers wordt een contract afgesloten waarin de verklaring voor niet-werkgeverschap wordt beschreven. 

ZZP-ers werken volgens hun eigen inzichten, maar wel altijd met hetzelfde doel voor ogen en dat is dat deze zaken heel belangrijk zijn:

  • Welzijn van de hond
  • Rust en regelmaat op het bedrijf en binnen het werken met de honden
  • Transparant en goed klantcontact 

1.8 Medewerkers en stagiairs ontvangen regelmatig voorlichting en instructie over het (veilig) uitvoeren van hun werk en er wordt vastgelegd wie, wanneer, waarover voorlichting heeft ontvangen.

Stagiaires krijgen aan het begin van hun stage altijd een aantal informatieve filmpjes te zien en worden gedurende hun stage begeleid in het veilig uitvoeren van hun werkzaamheden.

Met medewerkers wordt tijdens het werkoverleg gesproken over veiligheid, dit wordt vastgelegd in het verslag.

1.9 De medewerkers weten dat ze verplicht zijn om in verband met de veiligheid voorzichtig en zorgvuldig te werken.

Deze regels zijn opgenomen in het huisreglement

1.10 Er wordt op toegezien dat alle medewerkers het werk op een juiste en veilige manier doen.

We spreken elkaar aan op het uitvoeren van werk op de juiste en veilige manier. De leidinggevende geeft zelf het goede voorbeeld.

2 Werken met dieren

2.1 Bij de intake van een dier beoordeelt men of het dier geschikt is voor de opvang.

Voordat een hond opgenomen wordt in de dagopvang, komt hij/zij eerst 3 maal snuffelen. We hebben de hond dus al meerdere maken gezien, voordat hij daadwerkelijk in de opvang komt. Hiermee kunnen we goed filteren of een hond wel/niet geschikt is om in een groep honden te verblijven.

2.2 Bij de intake van een dier vraagt men na of het dier de verplichte inentingen heeft gehad.

Wij nemen in onze administratie de kopietjes van de entboekjes op, dit bewaren we minimaal drie jaar.

2.3 Bij de verzorging van (bijtgevaarlijke risico) dieren wordt direct contact zoveel mogelijk voorkomen.

Mochten we denken dat een hond bijtgevaarlijk is, zullen we deze muilkorven of gemuilkorfd door de eigenaar laten brengen. We nemen geen enkel risico met onze medewerkers of onze honden.

2.4 Bij de verzorging of het vangen van dieren draagt men beschermende kleding of handschoenen.

In het huisreglement staat vermeld aan welke eisen de kleding dient te voldoen.

2.5 De afspraak is dat als twee dieren vechten alleen de medewerkers de dieren uit elkaar gaan halen.

Als er een gevecht plaatsvindt mogen stagiaires, vrijwilligers en vakantiehulpen geen assistentie verlenen aan het uit elkaar halen van de honden. Dit mogen alleen de vaste medewerkers, in samenwerking met de eigenaar.

Het stappenplan in te vinden in het Vecht Protocol in bijlage 2.

2.6 Bij het schoonmaken van de hondenverblijven, verblijven de dieren in een andere ruimte.

Tijdens het schoonmaken van een verblijf, worden de aanwezig honden ondergebracht in een van de andere verblijven.

2.7 Het personeel wordt bij in dienstneming geïnstrueerd over het risico om gebeten te worden en hoe dit te voorkomen.

In bijlage 2 wordt besproken hoe bijtincidenten te voorkomen en in bijlage 3 hoe bijtwonden te behandelen.

2.8 Medewerkers worden aangesproken op onvoorzichtig handelen.

Tijdens de werkzaamheden is altijd een leidinggevende aanwezig om aan of bij te sturen.

3 Baliewerkplek / beeldschermwerkplek

3.1 De receptie/balie voldoet aan de eisen.

In zowel het eerste huisje als op kantoor staat een tafel met stoel, hieraan kan gezeten worden tijdens het bijwerken van administratie. Dit is echter nooit langer dan een kwartier achter elkaar of langer dan een uur per dag.

In alle verblijven is wel een klimaatsysteem aanwezig, zodat de temperatuur altijd goed te regelen is.

3.2 Er wordt afwisselend staand en zittend baliewerk verricht.

De afwisseling is er gedurende de hele dag.

3.5 De benodigde hulpmiddelen en voorwerpen bevinden zich onder handbereik.

Alle klappers etc liggen binnen een meter van de tafel, zodat deze makkelijk te pakken zijn.

 

4 Werken met klanten

4.1 Medewerkers hebben instructie/voorlichting gekregen over hoe (klantvriendelijk) om te gaan met klanten.

Omgang met de klanten in terug te vinden in bijlage 1, het huisreglement.

4.2 Er zijn afspraken gemaakt over wat te doen als een klant agressief reageert/ongewenst gedrag vertoont.

Het protocol is te vinden in bijlage 4 en wordt regelmatig besproken in het werkoverleg als er een situatie zich heeft voorgedaan, waarin een medewerker zich niet fijn voelt in een situatie met een klant.

4.3 Er is een protocol opgesteld om klachten op de juiste manier af te handelen. 

Dit protocol is te vinden in bijlage 5.

4.4 Er is een instructie hoe om te gaan met een overval.

Deze instructie is te vinden in bijlage 6

4.5 Tijdens het openen- en sluiten van de dagopvang is de medewerker alleen op de locatie aanwezig.

– Mocht het nog donker zijn op het moment van arriveren of afsluiten, dan branden altijd de lampen van de beveiligingscamera’s. Deze worden zo ingesteld.

– Als alle honden opgehaald zijn en er moeten nog werkzaamheden verricht worden, maak de poort op slot

– Er is geen contant geld aanwezig op het bedrijf

– Laat bij afsluiten in de groepsapp weten dat je weg bent

4.6 Medewerkers zijn alleen aanwezig in het bedrijf.

Tussen de middag, tijdens de pauze, zijn de medewerkers alleen aanwezig op het bedrijf. Deze medewerkers zijn altijd ouder dan 18 jaar. De honden zitten op dat moment altijd binnen.

De medewerker kan altijd de eigenaresse telefonisch bereiken in geval van nood en zij zal binnen 5 minuten aanwezig zijn.

4.7 Er wordt voorkomen dat er dagelijks teveel geld in de kassa aanwezig is.

Er is geen contant geld op het bedrijf aanwezig. Alle betalingen lopen middels incasso of betaalverzoeken.

 

5 Fysieke belasting

5.1 De medewerkers zijn goed op de hoogte hoe zij moeten tillen.

5.2 De medewerkers zijn goed op de hoogte hoe zij de hulpmiddelen moeten gebruiken om te tillen.

De zakken voer van 12,5 kg worden met de kruiwagen verplaatst.

5.3 Staan, zitten en lopen worden zo veel mogelijk afgewisseld.

Alle medewerkers binnen de dagopvang zijn veel in beweging en staan/zitten/lopen wordt de hele dag afgewisseld.

5.4 Fysiek belastend werk wordt zoveel mogelijk verdeeld over de medewerkers.

De werkzaamheden worden evenredig over alle medewerkers verdeeld. Fysiek belastend zijn:

  • vegen
  • schoonmaakwerk
  • Honden naar binnen/buiten doen
  • Voer verplaatsen

5.5 Werk dat boven de macht moet worden verricht, komt nauwelijks voor.

Het tillen boven schouderhoogte of onder kniehoogte kan worden gerekend als het boven de macht werken. Alleen het opslaan van zakken voer van 12,5 kg is op een hoogte van maximaal 1.40

In de praktijk is er vaak geen sprake van zo’n ‘optimale tilsituatie’. In dat geval dient gestreefd te worden naar lagere tilgewichten. De volgende richtlijnen voor maximum tilgewichten kunnen daarbij gehanteerd worden: 

·       Tillen boven hoofdhoogte (175 cm): 4 kg 

·       Tweehandig tillen door jeugdigen (tot 16 jaar): 10 kg 

·       Tweehandig tillen van grond tot heuphoogte dicht bij het lichaam: 15 kg 

·       Tweehandig tillen tussen knie- en borsthoogte: 12 kg 

·       Tweehandig tillen van grond tot heuphoogte verder van het lichaam: 10 kg 

·       Tweehandig tillen rond heuphoogte en 90° draaien: 8 kg 

·       Tweehandig tillen grondheuphoogte ver van het lichaam plus draaiing rug: 6 kg 

·       Zittend, knielend of gehurkt tillen: 10 kg 

·       Eenhandig tillen in gunstige situatie: 14 kg 

·       Zes keer per minuut tillen: 17 kg 

5.6 Voorwerpen die veel gebruikt worden, liggen vooraan.

Klappers etc liggen allemaal binnen handbereik, schoonmaakmiddelen zoveel mogelijk op ooghoogte en voerbakjes ook.

5.7 Bij het voeren wordt gewerkt met porties afgemeten door de klant zelf.

Deze worden door de medewerkers in bakjes gedaan en bij de honden gezet. 

6 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia

6.1 Gevaarlijke stoffen

De volgende stoffen zijn aanwezig:

 schoonmaakmiddelen:

  • – Hyginet
  • – Pronet
  • – Bio euro cleaner
  • – Ajax
  • – afwasmiddel

Bestrijdingsmiddelen:

  • Mexol

PBM’s zijn aanwezig en liggen in de kast op de WC.

6.1.1 Er is een register/overzicht gevaarlijke stoffen aanwezig.

Van de producten Mexol, Hyginet, Bio euro cleaner en Pronet zijn de overzichten te vinden op www.reinigingsmiddel.com

6.1.2 Gevaarlijke stoffen als giftige stoffen, bijtende stoffen en medicijnen worden in een afgesloten ruimte/kast opgeslagen.

De voorraad staat op kantoor en de in gebruik zijnde flessen/jerry cans staan in de kast op de WC

6.1.3 Medewerkers die werken met en/of worden blootgesteld aan gevaarlijke en/of hinderlijke stoffen worden hierover voorgelicht.

Medewerkers zijn op de hoogte van de gevaren die verbonden zijn aan het in contact komen met gevaarlijke en hinderlijke stoffen en de voorzorgsmaatregelen die in dit verband genomen dienen te worden.

Gevaarlijke stoffen zijn te herkennen aan het etiket op de verpakking. Dit zijn doorgaans oranjekleurige etiketten met een vlam, kruis of doodskop erop. 

Tijdens het vegen wordt veel fijn (hinderlijke) stof in de lucht gebracht, waarna het kan worden ingeademd. 

De airco’s kunnen door de stof gemakkelijk vervuilen en een bron van infectie vormen. Het is daarom noodzakelijk dat deze systemen regelmatig worden schoongemaakt en zo nodig ontsmet. De airco’s zijn meegenomen in het schoonmaaksysteem en worden iedere drie weken schoongemaakt.

6.1.4 Hokken worden gevuld met bodembedekking die weinig stof veroorzaakt.

In de benches liggen dekens, deze worden iedere dag uitgeklopt, iedere week gelucht en iedere 3 weken gewassen op 40 graden.

In de schuilhokjes ligt stro, dit wordt iedere 3 weken vervangen.

6.2 Biologische agentia

6.2.1 Er is vastgesteld welke biologische agentia in de organisatie aanwezig kan zijn, in welke situaties en bij welke werkzaamheden.

·       binnen de dagopvang komt men met uitwerpselen in aanraking, na het lopen van de poepronde worden de handen gewassen en tijdens het opruimen van ontlasting of overgeefsel wordt gebruikt gemaakt van wegwerphandschoenen.

6.2.2 Medewerkers zijn op de hoogte van de wijze waarop besmetting met biologische agentia kan plaatsvinden.

Biologische factoren kunnen drie soorten gezondheidsrisico’s veroorzaken: infecties, vergiftigingsverschijnselen en allergieën. 

Besmetting treedt niet alleen op via contact met levende dieren, maar ook op de volgende wijzen:   

·       via faeces, urine, braaksel, pus, strooisel, besmet water; 

·       via bijt- en krabwonden; 

·       via materialen knoppen en handels, transportmiddelen; 

·       via aerosolen, zoals door niezen, tijdens schoonmaakprocedures; 

·       Via tussengastheren zoals ratten, muggen en teken. 

6.2.3 Er is een instructies hoe te handelen op het moment dat zich een bijt- of krabincident heeft voor gedaan.

Deze is te vinden in bijlage 3, Bijtincidenten

6.2.4 Medewerkers zijn bekend met de regels over het werken met wondjes.

Het risico op besmetting is het grootst als bacteriën direct via een wond in de bloedbaan komen. Wondjes moeten zo verbonden zijn, dat er geen kans bestaat op contact met dieren. Ook beschermende kleding of handschoenen kunnen hiervoor zorgen. Het beleid voor het werken met wondjes is opgenomen in het huisreglement. 

6.2.5 Overlast door hinderlijke stank van bijvoorbeeld dieren is voldoende voorkomen.

Dagelijks worden de verblijven uitgeveegd en gedweild. Iedere week worden ze helemaal schoongemaakt en worden de dekens gelucht. Daarnaast worden iedere 3 weken alle dekens gewassen op 40 graden. 

6.2.6 Bij de verzorging van dieren wordt direct contact voorkomen.

Zorg dat direct contact bij de verzorging van dieren wordt voorkomen om bijtincidenten te voorkomen: 

  • Er wordt alleen schoongemaakt als de honden buiten zijn; 
  • Tijdens het voeren worden de bakjes in de bench gezet en weer weggehaald als ze leeg zijn. 

6.2.7 Het is voor de medewerkers duidelijk welke regels men in het kader van hygiëne moet volgen.

Tijdens het reinigen van de dierverblijven beschermen de medewerkers zich tegen de risico’s van biologische agentia (stof + uitwerpselen van dieren) door bijvoorbeeld handschoenen te dragen en na contact met de dieren en/of hokken de handen te wassen.

6.2.8 Diergeneeskundige handelingen worden uitsluitend door een dierenarts uitgevoerd.

Wanneer dergelijke handelingen nodig zijn, wordt direct een dierenarts ingeschakeld. Dit moet niet worden voorafgegaan door handelingen door onbevoegden. 

6.3 COVID-19

6.3.1 Corona-beleid

Deze maatregelen zijn genomen om de medewerkers te beschermen en de risico’s zo klein mogelijk te maken:

  • Algemene regels: met klachten thuisblijven, coronaverantwoordelijke voor de locatie aanwijzen, risicogroepen inventariseren, thuiswerken, gespreide werktijden, vaste teams instellen. 
  • Maatregelen in gezamenlijke ruimtes, afstand houden en liefst alleen naar binnen: entree, toiletten, pauzeruimtes, technische ruimtes. 
  • Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals mondkapjes. 

6.3.2 Medewerkers wassen regelmatig hun handen met water en zeep.

Er zijn verschillende momenten op de dag, waarna medewerkers hun handen dienen te wassen: 

  • Bij binnenkomst op de locatie; 
  • Voor- en na toiletbezoek; 
  • Voor- en na het eten of drinken; 
  • Voor- en na pauzeren; 
  • Voor- en na bepaalde werkzaamheden, zoals het verzorgen van dieren; 
  • Voor het verlaten van de locatie. 

6.3.3 Medewerkers houden 1,5 m van elkaar en van derden (indien nodig ivm een besmettelijke ziekte).

Medewerkers moeten in geval van Corona 1,5 meter van elkaar kunnen houden en van klanten. Dit kan gerealiseerd worden door: 

  • Beleid voor de kantoorruimte: maar met 1 persoon tegelijk naar binnen. 
  • Afstand tot klanten: De hond wordt afgegeven en ontvangen in de sluis, hier wordt altijd 2,5 meter afstand gehouden. 
  • Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. 

6.3.4 Er hangen duidelijke instructies voor medewerkers en bezoekers op de locatie.

Indien nodig, zullen er weer duidelijke instructies opgehangen worden

6.3.5 Medewerkers gebruiken de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen.

De beschermingsmiddelen die nodig zijn, zijn in voldoende mate aanwezig en worden gebruikt door de medewerkers. Het gaat hierbij om de beschermingsmiddelen de genoemd zijn in het Corona-beleid. Denk hierbij aan mondkapjes, handschoenen, beschermende kleding, enz. 

6.4 Maatregelen algemeen

6.4.1 Er is een hygiëneprotocol waar medewerkers zich aan houden.

Tijdens het reinigen van bv. dierverblijven dienen medewerkers zich te beschermen tegen de risico’s van biologische agentia. In het hygiëneprotocol wordt o.a. aangegeven welke persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt. Van dergelijke werkzaamheden zijn zwangere medewerkers worden uitgesloten.

6.4.2 Het is op arbeidsplaatsen tijdens werkzaamheden niet toegestaan om te eten, roken en drinken.

  • Niet eten of drinken op de werkplek ter voorkoming van bacteriën in het maagdarmkanaal; 
  • Handen reinigen voor de lunch of voor de rookpauze. 
  • Draag geen vieze werkkleding tijdens de eet- en rookpauzes. 

6.4.3 Er zijn voldoende en doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig.

Mondkapjes, een veiligheidsbril en handschoenen zijn aanwezig en liggen in de kast op de WC.

6.4.4 Alle medewerkers volgen de werkvoorschriften en gebruiken de hulpmiddelen.

 Medewerkers ontvangen de werkinstructie. 

7 Fysische factoren

7.1 Klimaat

7.1.1 Het klimaat op de arbeidsplaats is behaaglijk, gelijkmatig en goed te beheersen.

In alle binnenverblijven is een klimaatsysteem aanwezig, welke zowel kan koelen als verwarmen.

7.1.2 Hinderlijke tocht op de arbeidsplaats wordt vermeden/voorkomen.

Binnenverblijven worden geventileerd, maar zijn niet tochtig.

7.1.3 Er zijn maatregelen getroffen voor medewerkers die buiten werken.

  • Medewerkers zorgen zelf voor beschermende kleding: regenkleding, verwarmende kleding of luchtige kleding of maken gebruik van bedrijfskleding;
  • Er wordt niet te lang in koude/warme/natte omstandigheden gewerkt, bij extreem weer worden vaker pauzes gehouden. 
  • De pauzeruimte is verwarmd of gekoeld. 

7.2 Geluid

7.2.1 Medewerkers voeren werkzaamheden uit of gebruiken machines/apparaten die schadelijk geluid veroorzaken. Ook dieren kunnen schadelijk geluid veroorzaken.

Honden kunnen door te blaffen schadelijk zijn voor het gehoor. Binnen de dagopvang doen we er alles aan, om dit zo min mogelijk voor te laten komen. Specifieke plekken waar veel geblaft wordt zijn er niet.

Als de bosmaaier of bladblazer gebruikt worden, wordt gebruik gemaakt van gehoorbescherming. Deze is op het bedrijf aanwezig.

7.3 Verlichting

7.3.1 Op plaatsen waar gewerkt en gepauzeerd wordt, is goede verlichting aanwezig.

Iedereen moet goed kunnen lezen en zien, zonder extra inspanning. De verlichting ligt tussen 250 en 500 lux, zowel binnen als buiten. 

7.3.2 Op plaatsen waar niet gewerkt wordt, zoals een de parkeerplaats en de looproute is oriëntatie verlichting aanwezig.

Het gaat hier om twee dingen:

·       De basisverlichting moet op een sterkte zijn dat niemand er zich onveilig voelt. Dit geldt met name in op de parkeerplaats; 

·       Het licht moet aan kunnen op het moment dat het nodig is. 

8 Het gebouw

8.1 Algemeen

8.1.1 De bedrijfsruimte wordt goed onderhouden.

Er zijn geen kierende kozijnen en ramen, er is geen bladderende verf aan de muren en plafonds en er is goed hang- en sluitwerk aanwezig.

8.1.2 De vloeren zijn voldoende egaal en stroef.

De vloeren zijn voldoende egaal en stroef, zodat uitglijden, struikelen of stoten voorkomen wordt.

8.1.3 De werkruimtes zijn voldoende ruim voor de uit te voeren werkzaamheden.

Zorg dat de werkruimte voldoet aan de volgende eisen: 

  • Achter de werkplek moet minimaal 80 cm vrije ruimte zijn; 
  • De werkruimte is minimaal 65 cm en twee keer zo breed als de ruimte die het te bewerken product inneemt. 

8.1.4 De hokken/kooien van de kleine honden staan op heuphoogte.

De hokken/kooien zijn geplaatst op minimaal heuphoogte, zodat bij de verzorging het bukken of tillen boven schouderhoogte wordt voorkomen. 

8.1.5 Dieren kunnen niet ontsnappen uit de hokken.

Zorg voor goed afsluitbare hokken/kooien zodat ontsnapping van dieren zoveel als mogelijk voorkomen kan worden:

  • Benches zijn goed afsluitbaar; 
  • Hokken zijn aan de bovenzijde gesloten; 
  • Het hekwerk is deugdelijk en wordt maandelijks gecontroleerd. 

8.1.6 De dierverblijven zijn zo gemaakt dat ze goed schoon gehouden kunnen worden.

Voor de hondenverblijven is een makkelijk schoon te maken vloer zonder rare hoekjes belangrijk.

8.1.7 Het interieur van de bedrijfsruimte wordt dagelijks goed schoongemaakt.

De huisjes worden iedere dag uitgeveegd en gedweild. 1 x per week worden de huisjes helemaal schoongemaakt en waar nodig ontsmet.

8.1.8 De ruimtes zijn voldoende opgeruimd.

Zorg dat de ruimtes goed zijn opgeruimd (good housekeeping). Een opgeruimde werkruimte zorg voor betere prestaties van medewerkers en een overzichtelijke werksituatie.

8.1.9 Er is een duidelijk onderscheid tussen publieksruimte en bedrijfsruimte.

Dit is van belang voor de veiligheid van derden en kan worden bereikt door de scheiding tussen de verschillende ruimten duidelijk aan te geven door bijvoorbeeld het plaatsen van bordjes met het opschrift “privé” of “geen toegang voor onbevoegden”. Het sluisje is in ons geval de grens.

8.1.10 Er zijn voldoende maatregelen getroffen om het publiek tegen gevaren te beschermen (bijvoorbeeld bijtincidenten).

Derden komen niet op het terrein bij de honden.

8.1.11 Op de locatie zijn de looppaden voldoende ruim.

Houd bijvoorbeeld rekening met de vrije doorgang van invalide klanten met hun specifieke vervoer. Voorkom zoveel mogelijk losse goederen in looppaden.

8.1.12 De stellingen en het meubilair in de winkel zijn vrij van scherpe hoeken of randen waardoor men mogelijk verwondingen kan oplopen door stoten of snijden.

– dit wordt iedere keer bij het schoonmaken gecontroleerd

8.2 Pauzeruimte en sanitaire voorzieningen

8.2.1 Er zijn voldoende sanitaire voorzieningen aanwezig.

Er is 1 toilet aanwezig. De handen kunnen ontsmet worden met Hyginet en gewassen met handzeep.

8.2.2 Er is bij de hokken een goede wasgelegenheid waar werknemers hun handen kunnen wassen en drogen.

Handen kunnen met water en zeep gewassen worden. Er is keukenpapier aanwezig om de handen te drogen.

8.2.4 Het sanitair wordt regelmatig (dagelijks) schoongemaakt en goed onderhouden.

het schoonmaken van het sanitair gebeurd iedere dag. 

8.2.5 Er is een pauzeruimte met voldoende zitgelegenheid, afgescheiden van de werkplek.

Er zijn voldoende zitplekken in de kantoorruimte en bij mooi weer zitten we buiten

8.2.6 Drank- en etenswaren voor eigen gebruik worden niet in een aparte koelkast bewaard.

Er is geen koelkast aanwezig, wel een diepvrieskist. 

8.3 Opslag/magazijn en overige ruimten

8.3.1 De opslag of het magazijn wordt goed onderhouden.

Het kantoor wordt goed opgeruimd en schoon gehouden, volgens een wekelijks schema.

8.3.2 Stellingen en kasten worden volgens de voorschriften ingepakt.

Er staan kratten in de stellingen, waarop vermeld staat wat erin zit. Het gewicht overschrijdt niet de voorschriften.

vast.

8.3.3 Stellingen en kasten zijn zo geplaatst dat zij niet kunnen omvallen.

De stellingen staan tegen de muur 

9 Arbeidsmiddelen

De arbeidsmiddelen die aanwezig zijn, zijn de volgende:

  • Bladblazer
    • Bosmaaier
    • Heggenschaar
    • Accu boormachine
    • Kettingzaag
    • Grasmaaier

9.1 Alle arbeidsmiddelen (machines, gereedschappen) worden periodiek onderhouden en gekeurd.

Deze worden voor onderhoud weggebracht naar Brienen in Beugen.

9.2 Medewerkers hebben voorlichting gekregen over het werken met de machines of gereedschappen.

Deze instructie wordt mondeling gegeven. Stagiaires mogen niet werken met de arbeidsmiddelen.

9.3 Ladders zijn in goede staat en worden voor gebruik visueel geïnspecteerd.

Het gebruik van een ladder brengt extra risico’s met zich mee. Werknemers zijn zich hiervan bewust bij het maken van de keuze om een ladder te gebruiken.  

Houten en aluminium ladders moeten voldoen aan NEN 2484. Een aantal normen en richtlijnen voor veilig gebruik zijn: 

·       de ladder moet minimaal 1 meter doorsteken; 

·       het steunpunt aan de bovenzijde moet voldoende stevig zijn; 

·       de ladder zekeren tegen omstoten/wegschuiven; 

·       ladders niet voor een deur/doorgang plaatsen; 

·       de ladder niet op gladde, zachte of oneffen ondergrond opstellen (anders voldoende grote steunplank gebruiken); 

·       de ladder onder een hoek van 75° opstellen; 

·       ruimte achter de sporten moet altijd minimaal 20 cm bedragen; 

·       werken op ladders is verboden voor jongeren (jonger dan 18 jaar); 

·       nooit met meer dan 1 persoon op de ladder staan; 

·       geen ringen dragen bij gebruik van ladders; 

·       regelmatig controleren en onderhouden van ladders (let op o.m. bomen en sporten, ladderschoenen, speling). 

 

10 In geval van nood/calamiteit

10.1. Basisgegevens bedrijf

Bedrijf                       : Hondendagopvang d’n Uutloat

Straat en nummer   : Melder 4a

Postcode en plaats : 5441 PM Oeffelt

Telefoonnummer     : 0620725342

Faxnummer              : nvt

E-mail                        : isabelle@hetbestevoorjehond.nl

Belangrijke telefoonnummers 

Bedrijf                        : 0620725342

Directeur                   : 0623290351

Maartje Janssen      : 0646571192

Iris van den Bosch  : 0611420695

Alarmnummers

Extern

Ambulance               : 1-1-2………………………………………………………………….

Brandweer                : 1-1-2………………………………………………………………….

Politie                        : 1-1-2………………………………………………………………….

10.2. BHV-er

Isabelle Janssen 0623290351

10.3.     BHV-materialen

10.3.1 Blus- en EHBO-middelen

In het bedrijf zijn de volgende blusmiddelen en EHBO-middelen aanwezig slanghaspel;

  • poederblusser;
  • sproeischuimblusser;
  • EHBO-middelen.
  • Slang aangesloten op waterpomp

10.3.2            Bluswatervoorzieningen

Brandweer kan gebruik maken van grondwater

10.3.3   Alarmering

In ieder huisje hangt een rookmelder. Daarnaast dient de BHV-er direct gebeld te worden, indien niet aanwezig. En als het nodig is ook 1-1-2.

10.4. Instructies voor het personeel

Tweemaal per jaar vindt er een oefening plaats, waarbij in 1 van de gebouwen brand uitbreekt. Tijdens deze oefening worden alle zaken besproken

10.5.     Noodkaarten en Plattegronden

In ieder huisje is een rookmelder en een blusapparaat aanwezig. Gezien de geringe grootte van de huisjes, is dit voor iedereen goed te vinden.

10.2 Ongevallen

10.2.1 Ongevallen met ernstige gevolgen worden meteen gemeld bij de Inspectie SZW (voormalige Arbeidsinspectie).

Dodelijke ongevallen, ongevallen met blijvend letsel of een ongeval dat leidt tot ziekenhuisopname worden direct telefonisch worden gemeld bij de arbeidsinspectie. 

11 Werk- en rusttijden

11.1 Er wordt voldaan aan de afspraken in het arbeidscontract in verband met de arbeidstijden en de rusttijden.

Gemiddeld werken medewerkers 38 uur per week, berekend over een periode van zes aaneengesloten maanden.

  • Medewerkers werken niet langer dan 9 uur per dag en maximaal 45 uur er week.  
  • Medewerkers kunnen maximaal voor drie avonden per week worden verplicht te werken. 
  • De medewerker kan niet verplicht worden meer dan vijf dagen per week te werken. 
  • De medewerker kan niet verplicht worden op zondag te werken. 

11.2 De pauzetijden voldoen aan de voorschriften vanuit de arbeidstijdenwet.

Als er langer dan: 

·       5,5 uur gewerkt wordt dan is er een pauze van 30 minuten aaneengesloten; 

·       8 uur gewerkt wordt dan is de pauze minstens 45 minuten, waarvan minimaal 30 minuten aaneengesloten. 

11.3 De afwijkende regels voor zwangeren en pas bevallen vrouwen worden toegepast.

In overleg met de betrokkene en evt. een arts of verloskundige moet bekeken worden welke werk- en rusttijden geschikt zijn. De zwangere werkneemster heeft bijvoorbeeld recht op extra pauzes. 

12 Taken en functies van medewerkers

12.1 Iedere medewerker heeft een functieomschrijving van zijn of haar functie ontvangen.

Dit staat beschreven in het arbeidscontract.

12.2 Taken van medewerkers zijn afgestemd op datgene wat zij kunnen.

Dit betekent dat medewerkers passend werk hebben: niet te moeilijk en niet te makkelijk. Hierdoor raken medewerkers niet over- of onderbelast.

12.3 Medewerkers kunnen binnen hun taken zelf beslissingen nemen.

Het zelf beslissingen mogen nemen, geeft controle over het eigen werk en biedt uitdaging om het te verbeteren en er van te leren. Denk hierbij aan werktempo, werkwijze en volgorde van het werk.

12.4 Als er problemen zijn in het werk, kunnen medewerkers dit in overleg met collega’s of met de leiding oplossen.

Het zo snel mogelijk kunnen oplossen van problemen is belangrijk. Problemen, die onopgelost blijven, kunnen werkdruk en stress veroorzaken. 

12.5 Medewerkers krijgen informatie over hun functioneren en wat hun werk voor het bedrijf oplevert.

Weten wat de bijdrage is van de werkzaamheden aan het totaalresultaat motiveert. Dit komt bijvoorbeeld in een functioneringsgesprek aan de orde. 

12.6 Er zijn maatregelen getroffen om een te hoge werkdruk en piekbelasting te voorkomen.

Te nemen maatregelen zijn o.a. structureel werkoverleg, goede werkverdeling, voldoende personeel voor het uit te voeren werk, de juiste materialen en hulpmiddelen om het werk uit te kunnen voeren, functioneringsgesprekken etc.

Stress komt op iedere werkplek voor. Indien stresssituaties incidenteel voorkomen, vormt dit vaak geen probleem en kunnen mensen juist gestimuleerd worden tot betere resultaten in hun werk. Als stress echter langdurig bestaat (dit is een aspect van psycho sociale arbeidsbelasting, PSA) kan dit leiden tot overspannenheid en oververmoeidheid. Stress is een van de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid. 

14 Verzuim

Medewerkers dienen zich te houden aan de afspraken die gemaakt zijn in het verzuimbeleid. Dit is te vinden in bijlage 9.

14.1 Het bedrijf is aangesloten bij een arbodienst/bedrijfsarts voor de verzuimbegeleiding.

Het bedrijf is aangesloten bij Capability.

15 Persoonlijke beschermingsmiddelen

15.1 Medewerkers hebben persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s) ter beschikking.

Medewerkers hebben pbm’s ter beschikking. Het gaat hier voornamelijk om: beschermende kleding, handschoenen, werkschoenen, gehoorbescherming en mondkapjes.

16 Voortgang RI&E

16.1 Iedere werknemer kan het RI&E rapport en het Plan van Aanpak (PvA) inzien.

Door het RI&E rapport in te zien, kunnen werknemers leren met welke risico’s zij te maken hebben en daardoor veiliger gaan werken.

16.2 De RI&E en het PvA worden actueel gehouden.

Het is van groot belang de RI&E en het PvA actueel te houden, dit wordt ieder jaar opnieuw nagelopen en aangevuld.

 

Bijlage 1 Huisreglement

Het huisreglement is onderverdeeld in verschillende onderwerpen:

  • Honden
  • Werkzaamheden
  • Klanten
  • Overige

De Honden

Het omgaan met de honden vraagt een aantal specifieke vaardigheden, deze worden hieronder behandeld:

– Honden niet of zo min mogelijk aankijken;

– Honden niet aaien/aanraken;

– Niet tegen de honden praten;

– Honden bij de naam aanspreken als je hun aandacht wilt en niet alleen ‘’He!’’  Roepen.

– Niet blijven roepen naar de honden (bijvoorbeeld met komen en als ze iets niet mogen), zorg dat ze weten dat als ze niet luisteren er een consequentie aan vast hangt, anders nemen ze je niet serieus. Dus als ze bijvoorbeeld niet willen komen, met een riempje ophalen;

– Honden mogen niet tegen je opspringen, negeren helpt vaak niet, dus gewoon zeggen dat ze het niet mogen werkt beter en daarbij het handgebaar voor stop gebruiken, niet weg gaan duwen of ander fysiek contact maken met de honden;

– Geen stokjes/balletjes gooien met de honden en ook niet met ze spelen;

– Honden mogen niet blaffen, mochten ze tegen jou blaffen, altijd met naam aanspreken dat ze moeten stoppen. Lukt dit niet, dan met ons overleggen;

– Zonder toestemming mag niemand, behalve Isabelle, Iris of Maartje, een hond corrigeren/straffen. Bij twijfel over een situatie altijd eerst een van hen informeren hierover;

– Honden zijn heel slim en kunnen heel goed met ons communiceren. Maak hier gebruik van door altijd te zeggen wat je gaat doen (name and explain) en dit kracht bij te zetten door bijvoorbeeld handgebaren. Dit maakt het werken met de honden zoveel fijner voor iedereen.

Nieuwe honden (als ze gaan blaffen) in het hokje achter doen, zodat de andere honden er geen last van hebben.

Geen geblaf toestaan, dus er meteen iets van zeggen. De bench inpakken met dekens/handdoeken zodat de hond niets ziet helpt ook altijd goed.

Alleen honden die per 2 komen ook per 2 in hok doen, de rest altijd apart.

In de winter: Honden met korte vacht in eerste huisje (daar is het warmer), lange vacht in tweede huisje. Zorgen dat de deuren zoveel mogelijk dicht blijven in de winter, anders gaat alle warmte eruit! Om 8.15 de kachels uitzetten!

Opletten dat de honden nergens bij kunnen, sommige trekken bijvoorbeeld dekens/handdoeken of hondenjasjes door de bench heen en maken het kapot.

Geen 2 honden tegelijk los laten lopen, altijd wachten met naar buiten doen van de hond totdat de andere hond in de sluis of weg  is. 

Hond voorzichtig uit de bench laten springen, altijd begeleiden.

Geen geblaf toestaan! Mocht een hond heel erg zitten te blaffen en je krijgt hem niet stil nadat je er al een doek voor hebt gehangen, naar ons kantoor of achter verplaatsen en daar in de bench doen, dan hebben de andere honden er geen last van (en wij ook niet).

Werkzaamheden:

– Bij twijfel de groep niet ingaan, altijd even met ons overleggen hoe te handelen.

– Geen honden door de poort laten glippen. Mocht het toch gebeuren, dan heel resoluut terughalen aan de riem;

– Alle poorten achter je sluiten;

– Witte emmers zijn voor het drinkwater;

– Zwarte emmers die buiten staan zijn voor de poep, na gebruik altijd schoonmaken met daarvoor bestemde borstel;

– Rode emmers zijn om schoon te maken;

– Met enige regelmaat de drinkemmers controleren en eventueel verversen. Verversen en schoonmaken standaard altijd tussen de middag en aan het eind van de dag;

Eind van de dag:

– Spulletjes van de winkel naar binnen

– alle muilkorven op de juiste plek terughangen

– kachels/airco uitzetten om 18.00

– Controleren of er niets is blijven liggen in het hokje op de parkeerplaats

– Vriezers controleren of ze aan zijn

– stekker van de pomp eruit halen

– Kijken of alle lampen uit zijn

– radio uit

– Deur eerste huisje en kantoor afsluiten

– Hangslot op eerste poort dicht maken

– Slagboom dicht maken als je weg gaat.

Klanten

We spreken de klant altijd netjes aan en zijn belangstellend. Daarnaast is eerlijkheid heel belangrijk. Als er zaken over de hond zijn, die met de klant besproken dienen te worden, dan worden deze z.s.m. opgepakt.

Hond van mensen overnemen in de sluis, met of zonder riem. 

Geen klanten mee door de sluis laten komen.

Poort en slagboom liefst pas om 16.00 open maken, anders komen mensen steeds eerder.

Overige:

– Ohh, Ahh en zielig zijn verboden woorden;

– Wees duidelijk maar rechtvaardig, boos worden is vaak niet nodig, probeer een andere oplossing te zoeken (bijvoorbeeld als een hond blaft eerst een doekje over de bench heen leggen i.p.v. boos te worden)

– Denk aan je houding, altijd zelfverzekerd! Dus schouders naar achteren, rug recht en neus in de wind;

– De poort dient ten alle tijden op slot te zijn. De sleutel mag op het haakje naast de poort hangen;

– o.a. Chocolade en rozijnen zijn giftig voor honden, dit mag niet op het bedrijf aanwezig zijn.

– Bij calamiteiten/vragen kan altijd de preventie medewerker aangesproken worden

– Zorg voor goed passende en warme kleding, liefst een lange broek. Let op met sieraden en piercings. Draag tevens schoenen met een goede zool, zodat uitglijden zoveel mogelijk beperkt wordt.

Bijlage 2 Vechtprotocol

Het voorkomen van een gevecht is zeer belangrijk en begint al ruim voordat er uberhaupt sprake is van een gevecht.

Binnen de dagopvang spelen de honden met elkaar. Spel herken je aan:

  • In rondjes lopen, rollen, …
  • Najagen
  • Positie wisselen
  • Vrijwillige deelname 
  • Tanden en mond open
  • “Worstelen”
  • Niet vasthouden (paar seconden)
  • Poten slaan zonder pijn te willen doen
  • Spelagressie
  • ‘Kataanval’ is ok behalve als de hond daarna weg wil
  • Speloren en spelboog
  • Spelgrom ok maar geen escalatie bij harder en dieper grommen

Soms kan spel echter wat spannender worden, gedragingen die hierbij horen zijn:

  • ‘Mouthen’ (met de bek open) naar de nek
  • Constant op de achterpoten staan
  • Frontale/speer bewegingen maken
  • Uitdagend contact vertonen
  • Dominante handelingen (poot, hoofd en lichaamsgewicht) verrichten
  • Geen pauzes meer inlassen

De situatie kan dan gaan escaleren en ingrijpen is vereist.

  • Preventief; laat het niet zo ver komen! Dit kan onder andere door de groepen zo samen te stellen dat er voldoende rust in de groep is
  • Roep de naam van de hond, deze zal hierop reageren en stoppen met wat hij aan het doen 
  • Uit de situatie halen door bv de groep in beweging te brengen door zelf te gaan wandelen
  • Rustige sfeer en relaxatie creëren

Als het dan toch mis gaat, hoe haal je dan de vechtende honden uit elkaar?

Als je twee vechtende honden uit elkaar wilt halen, neem je een groot risico en kan je gebeten worden. Dit is redirectie van de hond op jou door de grote mate van opgewondenheid waarin ze verkeren. Onderstaande handelingen kun je uitvoeren om een gevecht te stoppen:

  • Achterhand opnemen
  • Water over de honden gooien
  • Splitten (uit elkaar halen), dit kan alleen als de honden niet op elkaar liggen
  • Negeren van beiden, dit kan alleen als de spanning nog niet heel hoog is
  • Niet ‘laten uitvechten’ en stoppen voor de escalatie en er zo voor zorgen dat het een succeservaring is.

Wat zijn de mogelijke oorzaken van agressie tussen honden?

Er zijn hierin geen zwart/wit regels. Bijvoorbeeld een hond kan niet toestaan dat een ander naar een speeltje wilt komen, maar in een andere situatie wel toestaan dat de hond uit dezelfde voerbak eet.

  • Genetisch bv Alaska Malamut, American Staffords, Boxers want hoe meer honden onafhankelijk van elkaar werken bv terriër hoe meer agressie naar hetzelfde geslacht
  • Ontstaat vaak tussen 12 en 36 maanden en heeft dan vaak te maken met recht van voortplanting
  • Hormonale huishouding bijvoorbeeld bij loopsheid en zwangerschap bij de teef of bij de reu het teveel aan testosteron
  • Sociaal gedrag van een individu: de meeste honden zijn goed in rituelen rond agressie- en conflictvermijding. Rituele agressie vindt plaats wanneer honden een conflict proberen te beëindigen zonder bijten. Bijvoorbeeld door te grommen, te borstelen, tanden te laten zien, enzovoort. Problemen starten als dit dreiggedrag geen effect heeft.
  • Toegang tot belangrijke bronnen. Deze bronnen zijn subjectief en situatie/persoonsgerelateerd:
    Bijvoorbeeld:
    • de eigenaar geeft aandacht aan het bezoek bv begroeten of interactie
    • voeding bv te kort eten op elkaar
    • speelgoed! De nieuwe pup
    • slaapplaatsen bv een hoger gelegen of favoriete plaats
    • botten! hoge waarde
    • ruimte en persoonlijke ruimte
    • toegang tot privileges bijvoorbeeld de slaapplaats
    • voortplantingsrecht
  • Honden die qua taken hetzelfde willen, zijn geneigd met elkaar te vechten of honden die van karakter meer extravert zijn, zijn ook meer geneigd om agressie in te zetten.
  • In hoge opwinding kan het zijn dat er over grenzen wordt gegaan voorbeeld bij begroeten van de eigenaar na een hele tijd. Je komt in een “ rode reactieve staat” en vertoont geen normaal gedrag meer, dat je wel vertoont als je rustig bent.
  • Redirectie-agressie aan bijvoorbeeld een omheining! Pas op als je wil tussenkomen
  • Veranderingen in de sociale groep bijvoorbeeld doordat een pup opgroeit, door ziekte of overlijden, door de komst van een nieuwe hond, …taken die in het gezin veranderen
  • Als een hond slecht gesocialiseerd werd, reageert hij niet altijd even sociaal of normaal op gedrag. Zij vallen sneller andere honden aan. Zij moeten door de hondentaal beter of terug leren spreken.
  • Medische oorzaken
    • Chronische pijn: bijvoorbeeld een oorinfectie zorgt ervoor dat de hond gromt als je zijn hoofd aanraakt, nek- of ruggenwervelproblemen kunnen agressie veroorzaken als een hond de halsband aangedaan wordt, artrose of artritis veroorzaakt een kort lontje.
    • Hypothyroidisme: (te traag werkende schildklier) dit tast het endocriene systeem van honden aan, en wordt veroorzaakt door een tekort aan schildklierhormonen. Dit kan ontdekt worden door een bloedtest, de symptomen zijn: veel bijkomen, veel ruiven, slaapzucht, snel koud hebben en gedragsverandering met angst, hypergedrag of agressie.
    • Hersenaanval: in de post-ictale fase, gevolgd door een aanval (epilepsie). Hier kan een deel van de hersenen, verantwoordelijk voor het regelen van agressie, aangetast worden. Dit is dikwijls te zien in de rassen zoals Cocker en Springer Spaniels en Chesapeake Bay Retrievers.
    • De conditie van de hersenen: een trauma kan bepaalde regio’s van de hersenen aantasten en neurologische afwijkingen veroorzaken zoals agressief gedrag. Dit treedt op als de hond hersenschade heeft gekregen bijvoorbeeld bij hersenkanker bij oudere honden, encephalitis of ontsteking in de hersenen zoals bijvoorbeeld hondsdolheid of distemper. Hydrocephalus of een vergroting van het brein geeft ook neurologische reacties waaronder soms agressie.
    • Andere: artrose, slecht gehoor, tandproblemen, … Zeker bij ouder wordende honden.

Het is zinloos je rol op te eisen als ‘baas of roedelleider’ om respect af te dwingen. De dominantietheorie is al jaren weerlegd en deze bevestigt dat honden geen status zoekende wezens zijn die proberen je positie over te nemen, maar gewoonweg opportunisten die het gedrag vertonen dat bekrachtigd wordt.

Een agressieve hond is meestal ook een angstige hond, vooral wanneer de agressie gericht is naar mensen en kinderen. Het is dus heel belangrijk om te kijken of er geen onderliggend probleem is. Want studies hebben aangetoond dat er bij een plotselinge uitbraak van agressie meestal medische problemen gerelateerd zijn.

Bijlage 3 Bijtincidenten  behandelen

Bijtwond hond – mens

  • Spoel de wond met lauwwarm water uit de kraan of douche.
  • Ga naar uw huisarts.
  • Een bijtwond kan tot 8 uur later worden gehecht.
  • Uw huisarts controleert of u voldoende tegen tetanus bent ingeënt.
  • Vaak zijn antibiotica nodig.

Bijtwond Hond – Hond 

  • Tanden bevatten altijd bacteriën, een bijtwond is dus per definitie geïnfecteerd.
  • De bloedvoorziening is door de grote weefselschade vaak verstoord, waardoor de kans op ontsteking nog groter wordt.

Behandeling van een bijtwond van de hond bij de dierenartsEen wond die niet ouder is dan 6 uur, kan afhankelijk van de schade aan de weefsels, nog gesloten worden door te hechten of agraves (nietjes) te plaatsen.

  • Soms moet er tijdelijk een ‘drain‘ in de wond gelegd worden, om te zorgen dat wond– en ontstekingsvocht buiten het lichaam afgevoerd wordt.
  • Om de kans op ontsteking te verkleinen wordt vaak een antibioticum gegeven.
  • Bijtwonden zijn erg pijnlijk daarom krijgt uw hond een pijnstiller, die ook ontstekingsremmend werkt.

Als de wond zo groot is dat deze gehecht moet worden, wordt meestal voor enkele dagen een drain geplaatst voor de afvoer van wond- en ontstekingsvocht.

Eerste hulp bij bijtwonden | Een vechtpartij en dan?

  • Begin zo snel mogelijk nadat uw hond gebeten is met behandeling van de beet, dit verkleint de kans op ontsteking.
  • Kijk de hond helemaal na met uw ogen. Tast de vacht en huid af met uw vingertoppen.
  • Knip of scheer haren rond de bijtwond.
  • Spoel of verwijder vuil zo snel mogelijk uit de wonden.
  • U kunt zelf een zoutoplossing maken om mee te spoelen, door een eetlepel keukenzout op te lossen in een liter lauw water.
  • Doe een antiseptisch of desinfecterend middel (bijvoorbeeld Betadine) op de wond.
  • Bedek grote wonden met gaas, verband of een schone (thee)doek.

Wanneer moet u direct naar een dierenarts met een bijtwond bij uw hond? | SPOED

  • Als de hond hevig bloedt. Bij een bloeding aan een poot moet u druk óp de wond houden. Het kan nodig zijn om eerst zelf een drukverband aan te leggen!
  • Als het dier veel pijn lijkt te hebben.
  • Bij een ooglidrandverwonding.
  • Bij benauwdheid of een bijtwond in de borstkas. Een beet door de spieren tussen de ribben kan tot een pneumothorax (klaplong) leiden.
  • Bij grote verwondingen.
  • Neem bij twijfel over de ernst van de verwonding(en) altijd contact op met een dierenarts!

De verwonding bestaat ‘maar’ uit één of twee tandjes door de huid

Een klein gaatje door de huid, is een steekwond die meestal veroorzaakt wordt door één van de hoektanden van de ‘tegenpartij’.

  • De onderliggende schade is vaak ernstig. De mate van onderhuids letsel is meestal niet aan de buitenkant zichtbaar.
  • Omdat er altijd bacteriën tijdens de beet in de wond gebracht zijn, is de kans op ontsteking groot.
  • Als het ‘tandje‘ door de huid niet wordt opgemerkt en de wond sluit zich te snel, dan hoopt ontstekingsmateriaal zich op en is een ontsteking een feit.

Advies | tip als uw hond gebeten is

Laat i.v.m. de grote kans op ontsteking (altijd infectie met bacteriën!) een bijtwond die door de huid heen is, controleren door een dierenarts.

Oppervlakkige bijtwonden | wond(en) niet door de huid heen

Bijtwonden die NIET door de huid heen gaan hoeft u niet direct te laten controleren.

  • Verwijder de haren met een schaar of scheermesje rondom de wond(en).
  • Maak de wond(en) schoon met een zoutoplossing.

Wanneer is een (bijt)wond ontstoken?

  • De wond voelt warm aan, is gezwollen en rood.
  • Het kan zijn dat er pus of wondvocht uit komt.
  • De wond is pijnlijk. Als de wond aan een poot zit, kan het zijn dat de hond kreupel loopt.
  • De hond kan er ziek van zijn en koorts hebben, maar dat hoeft niet.

Het meten van de lichaamstemperatuur bij een hond

  • De normale temperatuur van een hond is tussen de 38 en 39 graden Celsius.
  • U kunt de lichaamstemperatuur van uw hond eventueel zelf rectaal meten met een (digitale of kwik) thermometer:
  • Maak de thermometer glad met bijvoorbeeld wat vaseline, en houd de meter voldoende lang en voldoende diep (het ‘meetgedeelte’ moet echt in het dier zitten) in het rectum/anus van uw hond.
  • U kunt geen ‘oorthermometer’ gebruiken bij een hond.

Bijlage 4 Protocol agressieve klant 

Ook al probeert u altijd vriendelijk en professioneel te zijn, u kunt te maken krijgen met een klant die uit zijn vel springt. Hieronder 9 tips om ermee om te gaan.

1. Zorg voor uzelf

Als u een lastig gesprek heeft met een klant, vraag uzelf dan af: hoe sta ik erbij? Bij spanning gaat uw hartslag omhoog, u gaat zweten of voelt zich onrustig. Het is dan belangrijk om zo snel mogelijk uw verstand er weer bij te krijgen. Let op uw ademhaling: rechtop staan of zitten met twee voeten op de grond zorgt dat uw ademhaling daalt of leg uw hand op uw buik. Zet twee benen op de grond. 

 

2. Blijf rustig 

Wat er ook gebeurt: blijf rustig. Zeg vooral niet tegen de klant dat hij of zij normaal moet doen of rustig moet doen. Dat is alleen maar olie op het vuur. Het kan helpen om rustig te blijven door op uw ademhaling te letten, te luisteren in plaats van gelijk te reageren en eerlijk te zeggen dat u spanning ervaart. 

 

3. Herken het onderscheid tussen emotie en agressie

Er zijn vier fasen te onderscheiden op de ‘emotie en agressie’-ladder. Als u zich bewust bent van deze fasen, kunt u juist reageren in elke situatie. In de eerste fase zal een emotionele klant vooral over zichzelf praten, klagen en vragen om een uitzondering. Diegene zegt bijvoorbeeld: “Ik heb altijd pech, kunt u niet een uitzondering maken?”. In de tweede fase moppert die persoon op de organisatie en heeft kritiek op de regels en het beleid. Het is nog niet gericht op u. Op dit moment heeft u de kans om in te grijpen en het gesprek om te buigen en tot een oplossing te komen. In de derde fase maakt die ander het persoonlijk. Diegene kleineert, scheldt u uit, commandeert of gaat juist overdreven charmant doen om u te manipuleren. In de vierde, meest agressieve fase dreigt die ander met fysiek geweld naar zichzelf, u of uw organisatie. In deze laatste twee fasen is het vooral zaak dat u de ander begrenst en zeker in de laatste fase kunt u maar één ding doen: het gesprek stoppen. 

4. Bij emotie: stel vragen en toon begrip

Is een klant emotioneel, praat hij over zichzelf of moppert hij op de organisatie (zie tip 3), laat diegene dan even uitrazen. Maak contact, stel open vragen en toon begrip door dit te benoemen. Zoals: “Ik begrijp dat u baalt dat u de huurauto niet mee kunt nemen, omdat uw papieren niet compleet zijn”. Wees geduldig. In veel gevallen zal de klant even ontladen, waarna u tot een oplossing kunt komen of het gesprek kunt afronden.

5. Benoem concreet wat u ziet en merkt

Probeer alles wat u zegt bij uzelf te houden en benoem wat u ziet of ervaart. Tegen een klant die steeds harder gaat praten, kunt u bijvoorbeeld zeggen: “Ik vind het lastig om met u te praten als u uw stem verheft”. Heeft u meerdere keren begrip getoond en blijft de klant zeuren en kritiek leveren? Benoem het ook: “Ik wil u helpen, maar ik merk dat het u hoog zit. Ik stel voor dat we het gesprek op een ander moment voorzetten.” En rondt het gesprek vervolgens af.

6. Bij agressie; begrens en stop op tijd

Begrens op tijd als iemand u persoonlijk aanvalt. In een geval dat iemand scheldt, kunt u zeggen: “U noemt me een eikel. Dat wil ik niet. Gaat u daarmee door, dan stop ik het gesprek. Als u ophoudt mij een eikel te noemen, ga ik u helpen. Zeg het maar.” Belangrijk is dat u die ander de keuze voorlegt. Gaat diegene alsnog door, stop dan direct het gesprek. Of als iemand overdreven charmant doet: “U maakt het persoonlijk door me schatje te noemen. Gaat u daarmee door, dan stop ik het gesprek.” Enzovoorts. Stopt iemand daadwerkelijk, ga dan ook direct door met het gesprek en kom niet terug op hoe diegene zojuist deed. Dreigt iemand met geweld, benoem het gedrag en stop het gesprek altijd. Bijvoorbeeld: “U zegt dat u me buiten gaat opwachten, dat vat ik op als een bedreiging. Ik ga dit gesprek stoppen.”

7. Beloon geen agressief gedrag

Agressieve mensen worden vaak beloond voor hun gedrag. Er wordt naar ze geluisterd en soms wordt er zelfs een collega bijgehaald om het gesprek over te nemen. Doe dit niet. U leert mensen aan dat hun gedrag succesvol is. 

8. Meld een zich misdragende klant

Dreigt de klant met geweld? Licht altijd de politie in en vertel zo concreet mogelijk wat de klant heeft gezegd. Uw melding kan belangrijk zijn als deze klant zich op andere plekken ook misdraagt. 

9. Maak er een onderwerp van in uw bedrijf

Zorg dat er in uw bedrijf een protocol voor het omgaan met agressie is en spreek met elkaar af wat de grens is, zodat iedereen in het bedrijf hetzelfde reageert. Het is fijn voor medewerkers om te weten wanneer ze een gesprek mogen stoppen. Bespreek incidenten bij een werkoverleg en laat uw mensen regelmatig een training volgen. Komt het de laatste tijd vaker voor? Misschien moet er inhoudelijk wat gebeuren, lopen de werkprocessen niet zo lekker of is er iets niet helder voor de klant.

Bijlage 5 Klachtenprotocol

Door het volgen van de volgende stappen vergroot je de kans om klachten naar volle tevredenheid op te lossen: ‘Luister naar je klant’, ‘Vat het verhaal kort samen’, ‘Bied excuses aan’, ‘Zoek de klacht tot op de bodem uit’, ‘Overleg hoe het beter kan’, ‘Vraag om feedback’

Bijlage 6 Hoe om te gaan met een overval

  • Accepteer dat u overvallen wordt, speel niet de held, werk mee en blijf zo rustig mogelijk. 
  • Geef het geld/goed waarom wordt gevraagd af.
  • Kijk en blijf kijken om een zo goed mogelijk signalement aan de politie te kunnen geven.
  • Let goed op de stem en het uiterlijk van de overvaller (niet op het wapen).

BIJLAGE 8 Protocol gezondheids check

Artikel 3.14. Gezondheid

1. In de inrichting wordt gebruik gemaakt van een protocol waaruit blijkt dat de gezondheid van gezelschapsdieren die in de inrichting verblijven dagelijks gecontroleerd wordt, maatregelen ter voorkoming van ziekten worden genomen en zieke gezelschapsdieren op passende wijze worden verzorgd.

2. Indien verzorging geen of onvoldoende verbetering in de toestand van een ziek gezelschapsdier bewerkstelligt, wordt zo spoedig mogelijk een dierenarts geraadpleegd.

3. Gezelschapsdieren waarvan bij binnenkomst in een inrichting de gezondheid- of vaccinatiestatus onbekend of onvolledig is, worden onmiddellijk in quarantaine geplaatst.

4. Gezelschapsdieren verdacht van een besmettelijke ziekte en dieren met klinische verschijnselen van een besmettelijke ziekte worden na binnenkomst in de inrichting onmiddellijk in een isolatieruimte geplaatst.

5. Een hond of kat mag de quarantaineruimte van de inrichting niet verlaten gedurende ten minste 7 dagen nadat de in artikel 3.15, onderdeel a, bedoelde inentingen hebben plaatsgevonden, tenzij het de teruggave aan de eigenaar betreft.

6. Degene die een tentoonstelling, beurs of markt, als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, organiseert, draagt zorg voor een veterinaire gezondheidscontrole van de dieren voordat toegang wordt verstrekt en laat geen dieren toe verdacht van een besmettelijke ziekte of dieren met klinische verschijnselen van een besmettelijke ziekte.

  1. Bij binnenkomst in de ochtend evt. bijzonderheden doornemen met de klant. D.w.z als de klant meldt dat de hond ziek is (geweest) of andere aandachtspunten vermeldt, er dan een anamnese afgenomen wordt.
  2. Afhankelijk van de diagnose wordt bepaald of de hond een aangepast programma krijgt. Dit wordt met de klant besproken. Bij besmettelijkheid moet de hond mee naar huis, indien dat onmogelijk is, wordt de hond in quarantaine geplaatst. Bij blessures wordt de hond niet in de groep geplaatst, maar mag hij wel in het hond vrije gedeelte rondlopen.
  3. Tijdens de pool en bij het naar buiten verplaatsen van de honden vindt een gezondheidscheck plaats op basis van checken van de normale functie van oren, ogen, neus, bek, lichaam en ledematen, ademhaling, huid en vacht, geslachtsdeel. Zijn er bijzonderheden in de vorm van uitvloeiing, helderheid, geur, beweeglijkheid.
  4. Bij afwijkingen in de gezondheidscheck wordt ter plaatse gekeken wat er gedaan moet worden. Variërend van oog of oog schoon maken tot overleg met dierenarts. Indien veilig en verantwoord kan de hond in de groep geplaatst worden, zo niet, dan wordt de hond in quarantaine geplaatst en/of wordt de eigenaar gebeld om de hond op te komen halen.
  5. Indien nodig vindt er overleg plaats met de dierenkliniek Dier&Arts in Boxmeer. Telefoonnummer 0485-576752
  6. Alle bijzonderheden die vermeld, verricht, bevonden of afgesproken zijn, worden vermeld in de agenda, zodat ze voor iedereen inzichtelijk zijn.

Protocol watervoorziening in de benches (als toevoeging op het protocol gezondheidscheck)

Omdat het onmogelijk is om in de rustpauze van de honden, de benches te voorzien van een watervoorziening, hebben we, in overleg met DB een protocol watervoorziening toegevoegd.

  1. De honden worden tussen 7.00 en 9.00 gebracht. Tussen deze tijden verblijven zij in de bench.  In deze periode wordt per individu bekeken of er extra waterbehoefte is. Dit wordt gecheckt aan de hand van onrustig zijn, hijgen. Indien nodig  wordt er water aangeboden onder toezicht.
  2. Tussen 9.00 en 12.00 verblijven de honden buiten en is er altijd vers drinkwater tot hun beschikking.
  3. Tussen 12.00 en 14.00 doen de meeste honden een middagslaapje. In deze periode wordt weer per individu bekeken of er extra waterbehoefte is. Dit wordt wederom gecheckt aan de hand van onrustig zijn, hijgen. Indien nodig wordt er water aangeboden onder toezicht.
  4. Tussen 14.00 en 16.00 verblijven de honden buiten en is er altijd vers drinkwater tot hun beschikking
  5. Tussen 16.00 en 18.30 worden de honden opgehaald. Er staat water buiten klaar, zodat de honden, indien gewenst meteen kunnen drinken bij aankomst van de eigenaar. Ook wordt in deze tijd wederom gekeken naar de individuele waterbehoefte.

Bijlage 9: Verzuimreglement Hondendagopvang d’n Uutloat

Als u wegens ziekte niet kunt werken, houdt u zich dan aan de volgende regels: 

1. Op tijd ziekmelden 

  • ·  Meldt u voor aanvang van de werktijd, echter uiterlijk om 9.00 uur ’s ochtends telefonisch ziek bij uw werkgever, namelijk bij Isabelle Janssen, telefoon 0623290351; 
  • ·  Wanneer u daar zelf niet toe in staat bent, laat u iemand anders bellen; 
  • ·  Als u in de loop van de dag ziek wordt en pas later hoeft te beginnen, bijvoorbeeld bij een middag- of avonddienst, dan meldt u zich zo snel mogelijk ziek; 
  • ·  Als u tijdens werktijd ziek wordt, meldt u dit, voordat u naar huis gaat, bij de bovengenoemde persoon; 
  • ·  Let op: in verband met het recht op loondoorbetaling of een uitkering van de Ziektewet is het belangrijk dat u zich op de eerste ziektedag ziek meldt. Een voorbeeld: u staat ingeroosterd op donderdag, vrijdag en zaterdag. Op maandag wordt u ziek. Dan geeft u uiterlijk dinsdag door dat u ziek bent. 

2. Informatie geven 

Bij de ziekmelding wordt u gevraagd de volgende informatie te verstrekken: 

  • ·  Sinds wanneer u ziek bent (eerste ziektedag); 
  • ·  Of u de huisarts al heeft geraadpleegd of wanneer u dat gaat doen*; 
  • ·  Welke gezondheidsklachten u heeft *; 
  • ·  Of er mogelijk een verband is tussen de arbeidsongeschiktheid en de arbeidsomstandigheden*; 
  • ·  Wanneer u denkt weer hersteld te zijn; 
  • ·  Op welk adres u tijdens de ziekte verblijft en onder welk telefoonnummer u bereikbaar bent; 
  • ·  Of er werkzaamheden zijn die u wel kunt uitvoeren; 
  • ·  Of er zakelijke afspraken met klanten, leveranciers, collega’s en dergelijke zijn die moeten worden overgenomen of worden uitgesteld.
  • Bij de ziekmelding kunnen afspraken worden gemaakt over de controle en over dag en tijdstip waarop wij wekelijks contact met u zullen hebben. 

Voor de vragen waar het teken (*) achter staat geldt het privacy recht. U hoeft daar dus geen informatie aan ons (werkgever of collega’s) over te verstrekken. Aan de Arbo- dienstverlener moet u deze informatie wel verstrekken. Zonder uw toestemming geeft de Arbo-dienstverlener geen vertrouwelijke informatie aan ons door. Persoonlijke en vertrouwelijke informatie die u aan ons verstrekt, behandelen wij natuurlijk ook met gepaste vertrouwelijkheid en discretie. 

Tijdens de verdere ziekteperiode geldt: 

  • ·  U bent verplicht om een wijziging van het verpleegadres onmiddellijk aan ons door te geven. Wij berichten de Arbo-dienstverlener hierover; 
  • ·  Ook vragen we u telefonisch te melden wanneer u voor controle naar de Arbo- dienstverlener gaat. We willen ook dat u laat weten welke adviezen u gekregen heeft met betrekking tot een mogelijke werkhervatting. 

3. Controle 

  • ·  Tijdens ziekte moet u tijdens werktijd bereikbaar zijn voor een controlebezoek door de werkgever en de Arbo-dienstverlener. Daarom is het nodig dat u hen in de gelegenheid stelt om u thuis of op het verpleegadres te bezoeken. Is er – terwijl u thuis bent – iets bijzonders aan de hand (bijvoorbeeld de bel is defect of er is niemand thuis die de deur kan opendoen), treft u dan maatregelen waardoor werkgever of Arbo-dienstverlener toch toegang tot de woning kunnen krijgen; 
  • ·  De controle kan ook telefonisch worden uitgevoerd. Daarom moet u thuis of op het verpleegadres telefonisch bereikbaar zijn op het nummer dat u tijdens uw ziekmelding hebt doorgegeven;* 
  • ·  U moet thuis (of op het verpleegadres) blijven totdat het eerste contact met de Arbo- dienstverlener heeft plaatsgevonden. Daarna mag u buitenshuis gaan, maar moet u de eerste zes weken thuis zijn op de volgende tijdstippen: ’s morgens tot 10.00 uur en ’s middags van 12.00 tot 14.30 uur; 
  • ·  Na 6 weken worden nieuwe afspraken gemaakt over uw bereikbaarheid thuis. Dit gebeurt in het plan van aanpak (zie onder); 
  • ·  Tijdens de controle door de Arbo-dienstverlener moet u de informatie verstrekken over de aard en de oorzaken van de klachten, de inschakeling van de huisarts en de medische behandeling. Ook wordt u gevraagd of er een verband is tussen uw ziekte en de werkomstandigheden; 
  • ·  Tijdens het controlebezoek kan u gevraagd worden om een schriftelijke verklaring in te vullen; 
  • ·  De Arbo-dienstverlener kan ook een schriftelijke controle uitvoeren. Dan krijgt u een formulier toegestuurd. Dit formulier vult u in en zendt u nog diezelfde dag terug naar de Arbo-dienstverlener. 

4. Begeleiding door de werkgever 

  • ·  Uw werkgever Isabelle Janssen zal regelmatig contact met u opnemen en informeren naar uw situatie. U wordt dan ook op de hoogte gebracht van eventuele belangrijke zaken die in het bedrijf spelen; 
  • ·  Na 6 weken zullen nieuwe afspraken worden gemaakt over regelmaat en tijdstip van de begeleidingsgesprekken. Dit gebeurt in het plan van aanpak (zie onder punt 9). 

5. Controle en begeleiding door de Arbo-dienstverlener 

Door de Arbo-dienstverlener kunt u opgeroepen worden voor het spreekuur bij de Arbo- dienstverlener. 

  • ·  U bent verplicht om op dit spreekuur te verschijnen. Ook indien u van plan bent de volgende dag weer aan het werk te gaan; 
  • ·  Als u inmiddels weer aan het werk bent, hoeft u niet naar het spreekuur te komen. Wel moet u de afspraak telefonisch afzeggen bij de Arbo-dienstverlener (uiterlijk 24 uur van tevoren); 
  • ·  Als u verhinderd bent (bijvoorbeeld omdat u bedlegerig bent), moet u dat direct zelf melden en een nieuwe afspraak maken met de Arbo-dienstverlener; 
  • ·  Uw reiskosten worden vergoed op basis van het openbaar vervoer tweede klasse, tenzij deze kosten normaal gesproken ook gemaakt worden voor woon-werkverkeer; 

6. Vakantie of verblijf in het buitenland 

  • ·  Als u tijdens uw vakantie ziek wordt, moet u dit zo spoedig mogelijk (dus telefonisch, telegrafisch, per fax of e-mail) aan de werkgever doorgeven onder vermelding van het vakantieadres. Na terugkeer moet u een medische verklaring (tijdens de ziekte opgesteld door een arts) overleggen aan de Arbo-dienstverlener. In deze medische verklaring moet de duur, de aard en behandeling van de arbeidsongeschiktheid vermeld zijn. Op basis van deze verklaring adviseert de Arbo-dienstverlener aan de werkgever over teruggave van vakantiedagen; 
  • ·  Als u gedurende de ziekteperiode met vakantie wilt gaan, dan hebt u daar een ‘verklaring van geen bezwaar’ van de Arbo-dienstverlener voor nodig. Samen met die verklaring dient u vervolgens een verzoek in om op vakantie te mogen. Wij beslissen daarna of we de vakantie toekennen. Toestemming wordt gegeven als de Arbo- dienstverlener meent dat de vakantie geen belemmering oplevert voor de genezing. 

7. Meewerken aan genezing en herstel 

U moet tijdens de periode van ziekte meewerken aan uw genezing en herstel. 

  • ·  U moet zich houden aan de voorschriften van de arts(en); 
  • ·  U moet zich zo gedragen dat de genezing niet belemmerd of vertraagd wordt; 
  • ·  U stelt zich binnen redelijke termijn onder behandeling van uw huisarts. De voorschriften van uw huisarts moet u opvolgen, tenzij met de Arbo-dienstverlener andere afspraken worden gemaakt die tot sneller herstel kunnen leiden. 

8. (Tijdelijk) ander werk: passende arbeid 

Wanneer u door ziekte (gedeeltelijk) ongeschikt bent voor het werk dat u normaal doet, maar u wel geschikt bent om andere werkzaamheden uit te voeren, kan de werkgever u (tijdelijk) ander werk aanbieden: 

  • ·  Als deze passende arbeid is, bent u verplicht om dit te accepteren; 
  • ·  Als passende arbeid niet binnen het bedrijf beschikbaar is, gaan wij op zoek naar passende arbeid buiten het bedrijf; 
  • ·  Wij kunnen dit in overleg met u bespreken. Wij vragen de Arbo-dienstverlener om advies over het voorstel. Redelijke voorstellen bent u verplicht om te accepteren; 
  • ·  Heeft de Arbo-dienstverlener verklaard dat u wel of niet in staat bent om uw eigen werk of andere passende arbeid geheel of gedeeltelijk te hervatten, maar bent u het er niet mee eens, dan moet u uw bezwaar direct aan de Arbo-dienstverlener mededelen. Ook moet u uw bezwaar direct aan ons meedelen. Als de werkgever en de Arbo-dienstverlener het bezwaar niet delen, kunt u en second opinion aanvragen bij het UWV (zie punt 16). 

9. Plan van aanpak 

· Bij langer durend ziekteverzuim zal de Arbo-dienstverlener onderzoeken wat er aan gedaan kan worden om u weer zo snel mogelijk aan het werk te laten aan: geheel of gedeeltelijk, voor het eigen werk of ander werk. Deze probleemanalyse wordt uiterlijk in de 6e week van ziekte opgesteld. U bent verplicht daaraan uw medewerking te verlenen. U ontvangt een kopie van deze probleemanalyse en het advies van de Arbo- dienstverlener; 

Daarnaast worden schriftelijke afspraken gemaakt over: 

  • Þ  Op welke tijdstippen u bereikbaar moet zijn voor werkgever en Arbo- dienstverlener; 
  • Þ  De informatie die u ontvangt om bij het werk betrokken te blijven (bijvoorbeeld verslagen van werkoverleg of bedrijfsmededelingen) en de manier waarop dit gebeurt. 
  • ·  Het definitieve plan van aanpak wordt door werkgever en werknemer ondertekend. De werknemer ontvangt een kopie van het ondertekende plan van aanpak; 
  • ·  Als op een later tijdstip de gezondheidssituatie van de werknemer wijzigt, zal op initiatief van de Arbo-dienstverlener het plan van aanpak worden herzien. U wordt dan opnieuw uitgenodigd voor een gesprek, waarin de aanpassingen in het plan van aanpak worden besproken. Ook deze herziene versie wordt door werkgever en werknemer ondertekend. De werknemer ontvangt een kopie van het herziene plan; 
  • ·  Als u het niet eens bent met bepaalde onderdelen of afspraken in het plan van aanpak, moet u dit mondeling en schriftelijk mededelen. Ook kunt u de Arbo- dienstverlener nogmaals vragen om een oordeel over het plan van aanpak. Vervolgens maakt u een afspraak met ons om het plan van aanpak opnieuw te bespreken. Als dan nog geen overeenstemming wordt bereikt, kan een second opinion worden aangevraagd bij het UWV (zie punt 16). 

10. Verzuimdossier 

Voor iedere zieke werknemer wordt een dossier bijgehouden met daarin alle documenten die relevant zijn in het kader van het ziekteverzuim. 

· Minimaal worden hierin opgenomen: de probleemanalyse, het plan van aanpak, niet-medische rapportages van de Arbo-dienstverlener en de schriftelijke vastgelegde afspraken uit het overleg tussen werkgever en werknemer; 

  • ·  Het verzuimdossier wordt vertrouwelijk behandeld en bewaard, conform de Wet bescherming persoonsgegevens. Het verzuimdossier is alleen toegankelijk voor Isabelle Janssen;
  • ·  U heeft te allen tijde het recht om het verzuimdossier in te zien, na een afspraak te hebben gemaakt met Isabelle Janssen); 
  • ·  U heeft het recht om te vragen onjuiste gegevens uit het dossier te verwijderen; 
  • ·  U heeft recht op kopieën van documenten die in het verzuimdossier zijn opgenomen.; 
  • ·  Medische informatie wordt bewaard in een apart verzuimdossier bij de Arbo- dienstverlener. Ook dit medische dossier mag u te allen tijde inzien, na een afspraak te hebben gemaakt met de Arbo-dienstverlener. 

11. Geheel of gedeeltelijk herstel 

Zodra u weer in staat bent om geheel of gedeeltelijk aan het werk te gaan:
Hoeft u niet af te wachten op toestemming van de bedrijfsarts of de behandelend arts; Meldt u dit direct bij uw werkgever.
Weet u niet zeker of u weer in staat bent om aan het werk te gaan, dan vraagt u advies aan de Arbo-dienstverlener. Bel de Arbo-dienstverlener voor een afspraak. Bij een negatief advies van de Arbo-dienstverlener volgen wij het standpunt van de Arbo- dienstverlener. U hoeft dan nog niet aan het werk. 

12. Eerstejaarsevaluatie 

Tussen de 46ste en 52ste week dient tussen werkgever en werknemer een eerstejaarsevaluatie te worden gehouden die schriftelijk wordt vastgelegd. In deze evaluatie moet worden vermeld: 

  • ·  wat er tot dan toe is gedaan; 
  • ·  de actuele stand van zaken; 
  • ·  of de in het (achtste weeks) plan van aanpak afgesproken doelen zijn gehaald, zo nee, waarom niet; 
  • ·  of een bijstelling van het plan van aanpak nodig is; 
  • ·  de doelen en aanpak voor het tweede ziektejaar; 
  • ·  de nieuwe afspraken over de periodieke evaluaties; 
  • ·  nieuwe afspraken met de Arbo-dienstverlener. 

Het vernieuwde plan van aanpak kan worden toegevoegd aan dit evaluatieverslag. De schriftelijke evaluatie hoeft niet naar het UWV gestuurd, maar moet wel worden opgenomen in het re-integratiedossier. Het vernieuwde plan van aanpak dient wel te worden meegestuurd met het re-integratieverslag aan het einde van het tweede ziektejaar, als onderdeel van de WIA-aanvraag. 

13. Re-integratieverslag en WIA-aanvraag 

  • ·  Uiterlijk de 85ste week van de arbeidsongeschiktheid wordt u opgeroepen voor een gesprek met de Arbo-dienstverlener. Op basis van dit gesprek stelt de Arbo- dienstverlener een zgn. actueel oordeel op. U ontvangt van de Arbo-dienstverlener een kopie van dit actueel oordeel. 
  • ·  Uiterlijk in de 87ste week van de arbeidsongeschiktheid gaan we met u in overleg over het re-integratieverslag, dat gemaakt moet worden voor uw WIA-aanvraag. Op basis van dit gesprek en de informatie uit het verzuimdossier stellen wij dit re- integratieverslag op. 
  • ·  Uiterlijk in de 91ste week ontvangt u het re-integratieverslag en de medische informatie van de Arbo-dienstverlener en moet u deze aan het UWV sturen. UWV heeft dit verslag nodig om te kunnen beslissen of u en uw werkgever vanaf het begin van uw arbeids-ongeschiktheid genoeg hebben gedaan om uw re-integratie de beste kansen te geven. 

· Als u het niet eens bent met onderdelen van het re-integratieverslag en opmerkingen hebt over de re-integratie-inspanningen van de Arbo-dienstverlener en/of uw werkgever, kunt u uw eigen oordeel formuleren als onderdeel van het re- integratieverslag. 

14. Frequent verzuim 

Na een vierde ziekmelding binnen één jaar vindt er een gesprek plaats met Isabelle Janssen.

15. Verplichting naleving reglement 

Het is belangrijk dat u de voorschriften uit dit verzuimreglement opvolgt. Houdt u zich niet aan dit reglement, dan kunnen er sancties opgelegd worden.
Deze sancties kunnen bestaan uit:
· Het gedeeltelijk stopzetten of opschorten van de loondoorbetaling; 

· In ernstige gevallen, waaronder het weigeren mee te werken aan herstel of werkhervatting kunt u worden ontslagen. 

Voordat sancties worden toegepast, vragen wij advies aan de Arbo-dienstverlener.
Let op: UWV kan daarnaast (achteraf) nog sancties opleggen, als u niet voldoende hebt meegewerkt aan uw herstel of werkhervatting. Dan bestaat de mogelijkheid dat u een WIA-uitkering wordt geweigerd. 

16. Bezwaren: second opinion en de rechtbank 

Als u het niet eens bent met uitspraken van de Arbo-dienstverlener of acties en voorstellen van de werkgever of de casemanager, dan bent u verplicht om dit direct te bespreken met de Arbo-dienstverlener. Ook kunt u gebruik maken van de klachtenprocedure van de Arbo-dienstverlener of het betrokken reïntegratiebedrijf. Vervolgens kunt u een ‘second opinion’ (deskundigenoordeel) aanvragen bij UWV. De kosten hiervan (50 euro) zijn voor eigen rekening. Een second opinion is een advies. Zijn werkgever en werknemer het met elkaar oneens, dan kan een procedure bij de kantonrechter worden gestart.